• Gebruik snelbinders niet voor goederen die door beweging van hun plaats kunnen komen.
• Gebruik snelbinders niet voor zware objecten of voor goederen die veel wind vangen.
• Snelbinders zijn niet geïsoleerd. Gebruik de binders niet met of voor elektrische apparaten en apparatuur die onder spanning staat.
• Zet een haak nooit vast met de punt.
• Rek een snelbinder nooit verder uit dan 100% van de natuurlijke lengte.
• Pas op voor het onverwacht terugspringen van de snelbinders! Houd ogen, handen en andere kwetsbare lichaamsdelen uit de buurt van de snelbinders wanneer u ze uitrekt.
• Berg de snelbinders na gebruik op in een veilige, droge plaats uit de buurt van kinderen.
• Snelbinders verweren door intensief gebruik en door toedoen van weersinvloeden. Controleer en vervang de snelbinders regelmatig.

• Spanbanden mogen niet worden gebruikt voor het slepen van auto’s.
• Gebruik een JUMBO hoekbeschermer voor de bescherming van scherpe of kwetsbare randen.
• Verzeker u ervan dat de oppervlakken of voorwerpen waaraan u de spanbanden bevestigt voldoende stevig zijn.
• Span de banden niet te stak aan. NOOIT mag u een grotere trekkracht uitoefenen dan is aangegeven op de verpakking van het product.
• Controleer de spanbanden elke 40 kilometer.
• Spanbanden verweren door intensief gebruik en door toedoen van weersinvloeden. Vervang de spanbanden regelmatig.
• Wees extra voorzichtig met het vastzetten van goederen die zwaar zijn en veel wind kunnen vangen. Zorg voor genoeg spanbanden gebruikt.
• GEBRUIK NOOIT GEREEDSCHAP of hefboomwerking voor de bevestiging van de banden. Gebruik alleen spierkracht.

• Bevestig beide uiteinden van de kabel aan het daarvoor bestemde punt van de wagen (niet aan de bumper). De juiste bevestigingspunten staan in het instructieboekje van uw auto.
• Sleep geen auto wanneer deze defecte remmen, stuurinrichting of lichten heeft.
• In auto’s met stuurbekrachtiging en servo-assistance unit (hydraulisch support), zult u meer kracht nodig hebben om te sturen en remmen wanneer de motor is uitgeschakeld.

1. Zet de waarschuwingslichten aan van de auto die u sleept.
2. Draai de contactsleutel om van de auto die u sleept, zonder te starten (zo ontgrendelt u het stuurslot)
3. Rijd langzaam en voorzichtig. Geef tijdig aan wanneer u de weg verlaat.
4. De bestuurder van de getrokken auto moet ervoor zorgen dat er te allen tijde spanning op de sleepkabel staat. Rem zachtjes als dat nodig is om de kabel op spanning te houden.

Voorbeeld antwoord

Voorbeeld antwoord

Voorbeeld antwoord

Voorbeeld antwoord

Voorbeeld antwoord